6.11 Hebben wij als christenen het recht om te straffen? Hoe konden heiligen zeggen dat ze vrij waren terwijl ze gevangen zaten? Staat de Bijbel oogluikend moderne slavernij toe?
De Bijbel heeft het over het belang van straffen, maar Gods rechtvaardigheid is vooral opbouwend: Hij wil genezen en herstellen. Dat is waarom Jezus de straf voor onze zonden in onze plaats heeft ondergaan, voor eens en altijd (1 Joh 2,1-2). Onze rechtsstelsels zijn normaal gesproken op straffen ingesteld. Gevangenissen zijn een belangrijk middel om de samenleving veilig te houden, maar moeten misdadigers ook helpen een andere weg in te slaan.
Sommige heiligen hadden een innerlijke vrijheid en genegenheid voor Jezus die niemand van hen af kon nemen, zelfs niet met overmacht. Hierdoor hadden zij de kracht om geestelijk sterk te blijven ook al moesten ze soms vreselijk lijden. Hun martelaren konden hun lichaam dan wel toetakelen of zelfs doden, maar hun ziel niet. De Schrift veroordeeld mensen die anderen tot slaaf maken (1 Tim 1,8-10), omdat God wil dat wij vrij zijn (Luc 4,18). We moeten doen wat we kunnen om moderne vormen van slavernij en mensenhandel tegen te gaan.
Waartoe dient een straf?
Een straf, opgelegd door een wettige publieke overheid, heeft tot doel wanorde te herstellen die door de fout is ontstaan, de openbare orde en de veiligheid van de mensen te verdedigen, en bij te dragen tot de verbetering van de schuldige [CCKK 468].
Welke straf mag worden opgelegd?
De opgelegde straf moet in verhouding staan tot de ernst van het misdrijf. Vandaag de dag, tengevolge van de mogelijkheden waarover de staat beschikt om de misdaad te onderdrukken door de schuldige onschadelijk te stellen, zijn de gevallen waarin de doodstraf absoluut noodzakelijk is “uiterst zeldzaam of komen praktisch niet meer voor”. Als de onbloedige middelen toereikend zijn, dient de overheid zich tot deze middelen te beperken, omdat ze beter beantwoorden aan de concrete voorwaarden van het algemeen welzijn, meer in overeenstemming zijn met de waardigheid van de persoon, en de schuldige niet definitief de mogelijkheid ontnemen om vrij te komen [CCKK 469].
Straf mag nooit banale genoegdoening worden en nog minder, maatschappelijke vergelding of een soort officiële wraak. Straf en opsluiting hebben alleen zin als die - altijd met inachtneming van de eisen van rechtvaardigheid en met als doel het terugdringen van misdaad - leiden tot een nieuw begin voor de mensen om wie het gaat, door hun de gelegenheid te bieden zich te bezinnen en hun manier van leven te veranderen, zodat zij weer volwaardig deel kunnen worden van de maatschappij [Paus Johannes Paulus II, Jubileum in de gevangenissen, 9 juli 2000, 6].