6.12 Wat staat er in de Bijbel over discriminatie? Wat is sociale rechtvaardigheid? Kan ik volledig onafhankelijk zijn? Wil God dat we zwak zijn?
Het discrimineren van mensen is ronduit verkeerd (Joh 7,24). De heilige Jakobus vroeg zich zelfs af of christenen die anderen discrimineren wel echt in Jezus geloven (Jak 2,1-4). Sociale rechtvaardigheid heeft de waardigheid van iedere menselijke persoon tot uitgangspunt en heeft een beter leven voor iedereen ten doel. Sociale rechtvaardigheid vereist dat we bij het gebruikmaken van onze rechten, rekening houden met het belang van de groep: het ‘gemeenschappelijk welzijn’.
Volledige onafhankelijkheid bestaat niet: we zijn altijd op de een of andere manier afhankelijk van God en van onze medemensen. We leven noch sterven voor onszelf (Rom 14,7). God weet dat we zwak zijn. Kijk maar hoe zwak de profeten en Apostelen zijn die Hij heeft uitgekozen! (Ex 4,10-16). Door onze zwakte kan God zijn kracht laten zien (2 Kor 12,9-10). Maar die zwakte mag nooit een reden zijn om niet al het mogelijke te doen om mensen aan de rand van de samenleving te helpen (Mat 11,28).
Hoe werkt de mens mee aan de verwerkelijking van het algemeen welzijn?
Iedere mens, volgens de plaats die hij inneemt en de rol die hij speelt, neemt deel aan de bevordering van het algemeen welzijn, door de rechtvaardige wetten te eerbiedigen, en door zich in te spannen op die terreinen waar hij persoonlijk verantwoordelijkheid voor is, zoals de zorg voor het eigen gezin en de inzet bij de arbeid. Bovendien moeten de burgers voor zover mogelijk actief deelnemen aan het openbare leven [CCKK 410].
Hoe waarborgt de samenleving de sociale rechtvaardigheid?
De samenleving waarborgt de sociale rechtvaardigheid wanneer zij de waardigheid en de rechten van de persoon eerbiedigt, wat het eigenlijke doel is van de samenleving. Bovendien streeft de samenleving naar de sociale rechtvaardigheid, die verbonden is met het algemeen welzijn en met de uitoefening van het gezag, wanneer zij de omstandigheden creëert die het verenigingen en individuen mogelijk maakt te verkrijgen wat hun toekomt [CCKK 411].
Wat is de grondslag voor de gelijkheid onder de mensen?
Alle mensen genieten een gelijke waardigheid en dezelfde fundamentele rechten, in zoverre zij geschapen zijn naar het beeld van de ene God en begiftigd met eenzelfde redelijke ziel; zij hebben dezelfde natuur en oorsprong, en zijn in Christus, de enige Redder, geroepen tot dezelfde goddelijke zaligheid [CCKK 412].
In de toestand waarin de wereldwijde samenleving zich nu bevindt - overwoekerd door onrecht, waarin steeds meer mensen worden buitengesloten en beroofd van de onaantastbare rechten die ze als mens hebben - wordt het begrip ‘gemeenschappelijk welzijn’ als vanzelf en onontkoombaar een oproep tot solidariteit en dwingt ons als het ware te kiezen voor de armsten onder onze broeders en zusters. Deze voorkeur… vraagt er vooral om de onmetelijke waardigheid van de armen in het licht van onze geloofsovertuigingen op waarde te schatten [Paus Franciscus, Laudato si’, 158].